Voor de waardering van een onderneming bestaan verschillende waarderingsmethoden. Onderstaand wordt ingegaan op de Discounted Cash Flow methode, de Adjusted Present Value methode en de Flow to Equity methode.
Discounted Cash Flow
Bij de Discounted Cash Flow methode (DCF) wordt uitgegaan van het going concern principe (de onderneming wordt voortgezet), waarbij de toekomstig te verwachten kasstromen leidend zijn. Voor een aantal jaren (de planperiode) worden de onzekere toekomstige vrije kasstromen bepaald. Dit geschiedt op basis van een prognose.
De kasstromen zijn de winsten uit de bedrijfsexploitatie (EBIT) vermeerderd met de afschrijvingen en de mutatie voorzieningen, verminderd met de netto investeringen in werkkapitaal en vaste activa. Na deze planperiode wordt een zogenaamde eindwaarde berekend. Dit is een eeuwigdurende kasstroom.
Na vaststelling van de kasstromen, worden deze gedisconteerd tegen een nader te bepalen kostenvoet. Zodoende wordt rekening gehouden met de tijdswaarde van geld. Uit de discontering volgt de contante waarde van de kasstromen.
De stappen, die genomen moeten worden in het waarderingsproces bij de DCF methode, kunnen als volgt beschreven worden:
- Bepaal voor een aantal jaar de toekomstige kasstromen, die voortvloeien uit exploitatie van activa, exclusief financieringskosten;
- Bereken de economische waarde van de onzekere kasstromen door deze contant te maken tegen een disconteringsvoet.
De gedisconteerde kasstromen worden gesommeerd met de eindwaarde en geven de bedrijfswaarde. Door de marktwaarde van de niet aan de exploitatie gebonden bezittingen op te tellen bij de bedrijfswaarde en de rentedragende vreemd vermogensbestanddelen, alsmede pensioen- en/of lijfrentevoorzieningen, van de bedrijfswaarde afhalen, wordt de aandeelhouderswaarde verkregen.
In de prognose wordt rekening gehouden met activiteiten en gebeurtenissen, die in de toekomst plaats vinden. Effecten van verandering van de vermogensstructuur, vermogenskosten of de aanwezigheid van synergie kunnen meegenomen worden. De DCF is dynamisch, waardoor de te gebruiken variabelen makkelijk aan te passen zijn. daarnaast wordt rekening gehouden met de factoren tijd, geld, onzekerheid en risico. De DCF methode wordt (theoretisch) daarom als de meest juiste methode voor de bepaling van economische waarde gezien.
Adjusted Present Value
De Adjusted Present Value methode (APV) is een alternatief voor de DCF methode. De opzet om tot de kasstromen te komen, is hetzelfde als bij de DCF methode. De berekening van de waarde, volgens de APV, bestaat echter uit twee onderdelen. Eerst wordt de waarde van de operationele activiteiten berekend. Daarna wordt de waarde van het belastingvoordeel, verbonden met de financiering met rentedragende schulden, berekend. Dit is de zogenaamde taxshield. Als er geen sprake is van een constante vermogensverhouding (de verhouding vreemd vermogen ten opzichte van het totaal vermogen), hetgeen in het MKB doorgaans het geval is, dan is de APV een zeer geschikte waarderingsmethode.
Bij de waardering van de operationele activiteiten wordt uitgegaan van een 100% eigen vermogen financiering (dus geen vreemd vermogen). De geldstromen, die op een zelfde wijze verkregen worden als bij de DCF methode, worden gedisconteerd tegen de kostenvoet eigen vermogen unlevered (100% EV). De waardering van de taxshield bestaat voor het grootste deel uit het belastingvoordeel op rentebetalingen. Betaalde rente is namelijk fiscaal aftrekbaar. Door de aftrekbaarheid van de rente wordt de waarde van de onderneming verhoogd. Andere onderdelen van de taxshield zijn:
- De kosten voor het uitgeven van nieuwe aandelen, die betaald moeten worden bij de emissie en daardoor waarde verlagend werken;
- De kosten van financial distress, aangezien een hoger niveau vreemd vermogen meer druk legt op nakoming van de financieringsverplichtingen. De kans op faillissement stijgt daardoor. Deze kosten hebben een waarde verlagende werking;
- Betere condities op de financiering met vreemd vermogen, doordat vreemd vermogen aangetrokken kan worden tegen een lagere rentevoet dan de marktrente. Dit heeft een waarde verhogende werking.
Afhankelijk van het risicoprofiel wordt de disconteringsvoet voor de taxshield bepaald. De disconteringsvoet zit doorgaans tussen de kosten van vreemd vermogen en de kosten van 100% eigen vermogen. Door gebruikmaking van de APV is beter inzicht te verkrijgen waar de waarde van de onderneming vandaan komt.
Eveneens een goed argument om de APV te gebruiken, is de situatie waarin sprake is van compensabel verliezen in het geheel. Door de opzet van de APV is eenvoudiger rekening te houden met deze compensabele verliezen, dan in de DCF methode. Bij de DCF methode dient de WACC steeds gecorrigeerd te worden voor het belastingtarief, hetgeen een lastige exercitie is.
Met de APV kan duidelijk inzichtelijk gemaakt worden wat de effecten zijn van belastingvoordelen van het meefinancieren met vreemd vermogen. De effecten van een veranderende financieringsstructuur kunnen beter meegenomen worden.
Flow to equity
De FTE methode gaat uit van de toekomstige geldstromen, die daadwerkelijk aan de aandeelhouders uitgekeerd kunnen worden. Een zelfde opzet als bij de DCF als APV wordt gehanteerd om de operationele kasstromen te berekenen. Voor de berekening van de kasstromen verwijzen we dan ook naar onze eerder blogs.
Na het berekenen van de kasstromen wordt de betaalde rente in aftrek genomen. Vervolgens worden het te genieten belastingvoordeel over deze rente en de mutatie in het vreemd vermogen daarbij opgeteld. Resultaat is de kasstroom, die daadwerkelijk uitgekeerd kan worden aan de aandeelhouders. De kasstromen worden contant gemaakt tegen de kostenvoet van het eigen vermogen levered. Na discontering resulteert de aandeelhouderswaarde.